Rotterdamse haven als katalysator voor economische transitie
‘De huidige CO2-uitstoot in de Rotterdamse haven biedt ongekende kansen,’ zegt Kees Vendrik, voorzitter van het Nationaal Klimaat Platform. ‘Omdat het tevens de mogelijkheid biedt een grote bijdrage te leveren aan de transitie.’ Samen met Anne-Marie Spierings, programmadirecteur Economische Transitie bij Deltalinqs, gaat hij in gesprek over de mogelijkheden van een emissievrije, toekomstbestendige en florerende haven.
Met een vijfde van de totale Nederlandse CO2-uitstoot geconcentreerd in één regio is de Rotterdamse haven een unieke plek om een grote bijdrage te leveren aan de transitie en dus een ongekende kans, vindt Kees Vendrik. ‘Het betrekkelijk compacte gebied maakt het juíst haalbaar om een flinke reductie te realiseren. Van de overstap naar biobrandstoffen tot elektrificatie van terminals.’ Anne-Marie Spierings vult aan: ‘De producten die we in de Rotterdamse haven maken hebben een enorme impact op andere sectoren. Bijvoorbeeld via biobrandstoffen en bioplastics kunnen we 40 procent CO2-reductie voor heel Nederland bereiken. Maar de snelheid van verandering blijft een uitdaging.’
Knelpunten
Beiden benadrukken dat de overgang naar een emissievrije economie niet eenvoudig is. Kees noemt knelpunten zoals netcongestie, dure elektriciteit en de lage prijs van nieuwe plastics, waardoor gerecycled materiaal minder concurrerend is. ‘De markt voor duurzame alternatieven komt onvoldoende van de grond. Dat vraagt om hulp van de overheid.’ Anne-Marie ziet daarnaast een toenemende dreiging van internationale concurrentie. ‘China en de VS investeren massaal in hun basisindustrie, terwijl Europese bedrijven worstelen met hoge kosten en een gebrek aan investeringszekerheid. Dat brengt de basisindustrie in gevaar.’ Ze wijst erop dat sectoren zoals chemie extra kwetsbaar zijn: ‘Hier komen alle huidige problemen samen: dure energie en grondstoffen, beperkte (energie)infrastructuur en onzekerheid over langetermijnbeleid.’
Toon lef en leiderschap en ga aan de slag!
Waarover Kees zich het meeste zorgen maakt? ‘Dat we niet op tijd zijn. Klimaatontwrichting gaat een grote impact op de samenleving hebben. Dat zien we steeds scherper en is erg zorgwekkend. En dan is er maar één ding te doen: aan de slag! We moeten alles op alles zetten om de uitstoot op tijd te beperken. En dat tempo ligt niet hoog genoeg. Daarom zou ik alle bedrijven, inclusief de leden van Deltalinqs willen oproepen: ga tot het gaatje! Toon het goede voorbeeld, toon lef, toon leiderschap. En laat zien aan de buitenwereld dát je de transitie maakt. En vertel de goede verhalen! Daarmee kun je elkaar op een positieve manier aansteken. En dat is ook economisch nodig, want als we de transitie niet maken, gaat dat ten koste van ons duurzaam verdienvermogen. En dat is heel slecht voor de BV Nederland.’
Goede verhalen
Anne-Marie: ‘Ik vind ook dat we de goede verhalen vanuit de industrie onvoldoende horen. In Rotterdam hebben we veel basisindustrie en productie van halffabricaten. Dat zijn geen producten die je winkel kunt kopen. Dus was er wellicht ook weinig reden om je verhaal breed te vertellen. Maar onbekend maakt onbemind. We zullen dus de goede verhalen meer moeten vertellen. Dat is bovendien belangrijk in de sociale transitie - de zoektocht naar voldoende goed opgeleid personeel - die we tegelijkertijd doormaken.’
Circulariteit
Een positief voorbeeld is de toenemende circulaire productie in de haven. Tegelijkertijd blijft het lastig om de markt daarvoor op gang te brengen. Volgens zowel Kees als Anne-Marie ligt hierin een rol voor de overheid, bijvoorbeeld door gebruik van gerecycled materiaal verplicht te stellen bij aanbestedingen. Hetzelfde geldt voor groene waterstof, een belangrijke energiedrager voor de toekomst, die nu nog te duur is. Kees: ‘We hebben partijen nodig die doorbraken realiseren, met steun van de overheid om kosten te verlagen. De overheid dient immers het belang van ons allemaal – en dít is zo’n belang. We kunnen niet op elkaar blijven zitten wachten. De huisbaas van het Nationaal Klimaat Platform is Energie Beheer Nederland (EBN). Dit is een honderd procent staatsbedrijf en is precies daarmee bezig. En dat lijkt me een uitstekend idee. We verwachten een verdriedubbeling van de elektriciteitsvraag en groene waterstof speelt daarin een cruciale rol.’
Betrekken van mensen verbindt en versnelt
Kees benadrukt dat transitie niet alleen een technisch vraagstuk is, maar ook een sociaal proces. ‘Het betrekken van mensen is essentieel. Zo gaan we bijvoorbeeld samen met NOC*NSF op 10.000 sportaccommodaties zonnepanelen leggen. Niet dat dat nu zo gigantisch veel opwek oplevert, maar het is wel zo dat er elk weekeinde zo’n vijf miljoen Nederlanders rondlopen op de sportvelden. Die zien dat en worden wellicht op ideeën gebracht. Hetzelfde gesprek voeren we nu met de detailhandel en de horecasector. En we stimuleren lokale energiesystemen in de wijk. Zo proberen we vanuit plekken waar mensen zijn, de interesse en versnelling aan te jagen. De verbindende rol pakken wij graag, en in heel wat sectoren. Ik raad de leden van Deltalinqs ook aan de omgeving bij hun verduurzaming te betrekken en dat soms gezamenlijk te doen. Stel bijvoorbeeld ruimte ter beschikking aan de lokale energiecoöperatie om een zonnepark aan te leggen’ Anne-Marie trekt een parallel met het Deltalinqs Climate Program. ‘Ook wij brengen mensen rondom specifieke onderwerpen bij elkaar. Bijvoorbeeld de varende dienstverleners die samen optrekken voor duurzame schepen en nieuwe technieken of de industrie om het afvangen van CO2 of het uitkoppelen van restwarmte verder te brengen.’
Optimistisch
De kosten van de transitie zijn aanzienlijk, maar nietsdoen is veel duurder. ‘In het Klimaatakkoord is becijferd dat de transitie één procent van het BBP kost, vertelt Kees. ‘Dat is te overzien als je kijkt naar de gevolgen van nietsdoen: natuurrampen en economische malaise.’ Anne-Marie: ‘Juist nu we de problemen van de transitie steeds beter snappen moeten we optimistisch blijven, want de oplossingen worden tegelijkertijd ook steeds helderder.’ Kees: Eens. Vijf jaar na het klimaatakkoord, waar ik destijds nog sceptisch was over de industrie, ben ik nu een stuk optimistischer.’